“Ik krijg vooral heel veel respect hierdoor”, zegt de 23-jarige ruiter. “Als anderen mij achteraf met een stok zien lopen zijn ze verbaasd. Ze hadden tijdens het rijden niet eens gemerkt dat ik niets kon zien. Ik denk dat ik met mijn beperking net zo goed kan rijden als ieder ander. Mensen die niet zien, hebben vaak een fantastisch gevoel. Dat kunnen ze als een meerwaarde gebruiken. En je hoeft niet bang te zijn. Paarden zijn niet dom, ze laten je echt niet tegen een muur lopen hoor.”
Dat is ook wat ze mensen met een visuele beperking wil meegeven die bij de Veenhuizer Hoeven gaan kennismaken met paardrijden. “
Contouren herkennen
Anna's carrière als ruiter begon op zesjarige leeftijd. Dan wil ze paardrijden. Net als haar vriendinnen. “Dat je niet goed kan zien, daar sta je als zesjarige niet eens bij stil”, zegt ze. “Ik zag toen wel iets meer dan nu, maar op dit moment zie ik alleen nog licht en donker.” Ze kan dus wat contouren herkennen. Bij dressuurwedstrijden binnen in een manegehal gebruikt ze soms grote letterborden die punten in de dressuurbak markeren. “Vanaf een afstandje kan ik de letters eigenlijk helemaal niet lezen hoor”, lacht ze. “Ik weet uit mijn hoofd waar welke letter zit en door zo’n groot wit vlak kan ik er makkelijker op af rijden.”Ouders als hulp langs de lijn
Paardrijden gaat haar in het begin goed af. Alle paarden lopen rustig in een treintje achter elkaar aan. De uitdaging begint als de ruiter meer ervaring krijgt en zelfstandiger door de bak gaat bewegen. Linksom. Rechtsom. Dat een visuele beperking je niet in de weg hoeft te zitten, bewijst Anna zelf. Ze is recent gepromoveerd naar een hoger niveau, zegt ze trots.Het enige verschil met collega-ruiters is dat zij hulp mag gebruiken van ‘callers’. Dit zijn mensen langs de dressuurbak die zeggen waar ze is. Bij de dressuursport zijn er acht ijkpunten langs de rand die gemerkt zijn met een letter. Tijdens een wedstrijd moet een paard bij zo’n punt vaak iets anders gaan doen, zoals een andere richting kiezen of het paard op een andere manier laten lopen (stappen, draven, galop). “In principe mag je met acht callers, één voor elke letter, gaan rijden”, zegt Anna. Maar dan moet ze telkens wel heel veel mensen meenemen. Bij een wedstrijd gaat ze daarom op pad met haar ouders. Beiden nemen de helft van letters voor hun rekening. Als Anna vlak voor een letter is, roept haar vader dat. Als ze daadwerkelijk langs de letter rijdt, roept hij het nog een keer. “Dan weet ik precies waar ik ben en wanneer ik iets moet doen”, vertelt Anna.
Gevoel voor het paard
Het is lastiger om haar te coachen als ze een rondje (volte) moet lopen met het haar paard. Of bij een gebroken lijn. Dat is als ze langs de lange zijde van de bak moet lopen, vijf of tien meter naar binnen moet komen en vervolgens haar paard weer terug naar de rand van de bak moet loodsen. “Dan is gevoel voor het paard hebben heel erg belangrijk”, zegt Anna. “Ik zie niet wat vijf meter is, maar ik weet inmiddels wel hoeveel passen mijn paard maakt. Het is dus goed tellen en je paard aanvoelen.”Daarnaast is het belangrijk om vertrouwen te hebben in de mensen die je helpen. Tijdens de wedstrijden zijn het de callers, bij een buitenrit diegenen die met je meerijdt. “Ook ik rij gewoon met mijn paard door de duinen”, zegt Anna. “Dat kan gewoon. Het is wel belangrijk dat diegene die met je meerijdt je waarschuwt voor een lage tak bijvoorbeeld. Je moet vertrouwen op diegene die je meegaat.”
Intensief voor alle zintuigen
Na een wedstrijddag is Anna erg moe. “Paardrijden als je niet ziet, is erg intensief voor je andere zintuigen.” Ze rijdt daarom ook niet wekelijks, maar één à twee keer per maand. Naast reguliere wedstrijden wil ze ook af en toe meedoen met paradressuur voor mensen met een beperking. “Ik heb al eens met de bondscoach gepraat. Hij zei me al dat mijn beperking niet veel voorkomt in de paardensport. Zeker niet op wedstrijdniveau.” Dat wakkert de ambities van Anna juist nog meer aan. “Ik wil eigenlijk proberen om naar de Spelen van Tokyo te gaan. Dan heb ik nog vier jaar om me te ontwikkelen.”Alles op een vaste plek
Vijf dagen per week is Anna op stal. Ze verzorgt de paarden en heeft een eigen praktijk voor natuurgeneeskunde voor dieren en geeft sportmassages aan paarden. Structuur is voor haar erg belangrijk. “Alles in mijn zadelkast moet op een vaste plek liggen”, zegt ze. Laatst had iemand iets over haar vliegenspray gelegd. Dan kan ze het op de tast lastig vinden. Anna probeert alles mee te doen met mensen die gewoon kunnen zien. “Vorige week heb ik zelfs gesprongen met mijn paard”, zegt ze. “Ik vraag of het paard recht loopt, een vriendin roept ‘ja’ en dan springt het paard vanzelf hoor. Ik zou ook wel eens een springwedstrijd willen doen. Gewoon om te laten zien dat het kan.”Die drive typeert Anna. “Natuurlijk is er altijd wel iets wat je niet kan doen, maar voor veel dingen is wel een optie om toch mee te kunnen doen, ook als je niets ziet”, zegt ze. “Doorzettingsvermogen is zo belangrijk. En je moet het idee hebben dat je mee wilt doen, dat je alles eruit wilt halen dat erin zit.”
Reacties