Onderzoek: Interventie positief ouderschap
VIPP-V (v/d Broek, 2014) is een geprotocolleerde behandeling op basis van video-feedback voor ouders van slechtziende en blinde kinderen, die soms ook nog een verstandelijke beperking hebben. VIPP-V is een bewerking van VIPP (Juffer, Bakermans-Kranenburg, &Van IJzendoorn, 2008) en is gebaseerd op de gehechtheidstheorie. Het doel van deze behandeling is om ouders te helpen de signalen van hun kind beter te begrijpen en hierop te reageren, en zo de onderlinge gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind te verbeteren.
VIPP-V (v/d Broek, 2014) is een geprotocolleerde behandeling op basis van video-feedback voor ouders van slechtziende en blinde kinderen, die soms ook nog een verstandelijke beperking hebben. VIPP-V is een bewerking van VIPP (Juffer, Bakermans-Kranenburg, &Van IJzendoorn, 2008) en is gebaseerd op de gehechtheidstheorie. Het doel van deze behandeling is om ouders te helpen de signalen van hun kind beter te begrijpen en hierop te reageren, en zo de onderlinge gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind te verbeteren.
De behandeling bestaat uit zeven huisbezoeken waarbij een VIPP-V begeleider elke twee weken bij het gezin thuis komt. Tijdens deze huisbezoeken worden filmopnamen gemaakt van hoe ouder en kind samen spelen, en deze opnamen worden in het volgende huisbezoek besproken. De VIPP-V begeleider maakt de ouder dan attent op bepaald gedrag van het kind en geeft tips over hoe hierop te reageren.
Vanuit de Vrije Universiteit wordt in samenwerking met Bartiméus en Koninklijke Visio op dit moment een gerandomiseerd onderzoek uitgevoerd naar de werkzaamheid van deze nieuwe interventie. Dit onderzoek wordt gefinancierd vanuit ZonMw Inzicht. Ouders van kinderen tussen de 1,5 en 4 jaar met een visuele beperking die momenteel behandeling/ begeleiding ontvangen bij Koninklijke Visio en Bartiméus zijn gevraagd mee te werken aan het onderzoek. Op basis van loting (randomisatie) zal de helft van de ouders VIPP-V gaan volgen in combinatie met de reguliere vroegbegeleiding, en de andere helft alleen de reguliere vroegbegeleiding. Voor aanvang van de interventie (T1), direct na afloop (T2) en drie maanden na afronding van de interventie (T3) vullen ouders enkele vragenlijsten in en doen zij samen met hun kind een speltaakje om zo de ouder-kind interactie te observeren. Ouders in beide groepen worden onderling vergeleken op hun veranderingen in de ouder-kind interactie, ervaren opvoedingsstress en zelfvertrouwen in hun rol als ouder. Zo worden mogelijke effecten in kaart gebracht.
Meer informatie over de behandeling in het onderzoek vindt u in het Nederlands Trail Register of op de website van het EMGO+ onderzoeksinstituut.