In deze 25 verhalen neemt Roos ons mee naar haar nieuwe klas. Hier hebben alle kinderen een visuele beperking, soms in combinatie met een andere beperking. Hiermee zijn het verhalen, die voor deze groep kinderen veel herkenning en gespreksstof geven. Want juist in deze leeftijd word je je steeds meer bewust van het feit dat er verschillen zijn met andere kinderen, maar snap je het ook nog niet helemaal ("de andere kinderen in mijn team zeggen dat ik het niet goed zie, waarom? Ik zie toch gewoon alles?").
Tegelijkertijd is de visuele beperking voor de kinderen zelf vaak onopvallend aanwezig. De gewone dagelijkse belevenissen van een jong schoolkind staan voor hen voorop. En ondanks de aanpassingen die het soms vraagt, zijn die belevenissen herkenbaar voor alle kinderen, ook zonder beperking. Dat laatste maakt dit boek leuk om voor te lezen aan alle 4-7 jarigen, waarbij het bij hen en de voorlezers toch een tipje van de sluier oplicht over wat het inhoudt om als kind een visuele beperking te hebben.