Kinderen met een visuele beperking missen veel leerervaringen. Ze kunnen dit gemis deels compenseren wanneer ze informatie uit de andere zintuigen leren benutten. Zo maken begeleiders bij Visio in Nijmegen kinderen in de leeftijd van anderhalf tot vijf jaar en hun ouders bewust van informatie die via tast, gehoor, reuk en smaak opgedaan kan worden. Daardoor ontstaat bij hen een beter begrip van de wereld.
door Irma Uijen de Kleijn (dit artikel is eerder verschenen in Vakblad Vroeg)
Jonge kinderen met een visuele beperking staan in hun ontwikkeling voor meer uitdagingen dan normaal ziende leeftijdgenootjes. Het missen van visuele informatie is weliswaar gedeeltelijk te compenseren via taal, verstandelijke capaciteiten en andere zintuigen, maar het blijkt moeilijk de kwaliteit van visuele informatie te evenaren. Het zien is namelijk het enige zintuig dat continue informatie biedt en heeft een belangrijke integrerende functie bij de verwerking van andere zintuigprikkels. Niet of slecht kunnen zien betekent dat een kind informatie fragmentarisch verkrijgt; het voelt bijvoorbeeld slechts een deel van een voorwerp en niet het gehele object. Het kost tijd om al deze zintuiglijke indrukken samen te voegen tot een geheel en er betekenis aan te geven.
Omgeving verkleinen
Opvoeders van slechtziende en blinde kinderen staan voor de taak om de omgeving voor het kind ‘zichtbaar’ te maken. Daar waar goedziende kinderen door visuele prikkels uitgelokt worden, is het voor kinderen met een visuele beperking nodig de afstand tot de omgeving bewust en nadrukkelijk te verkleinen. De wereld moet als het ware naar het kind toegebracht worden. Pas als kinderen met een visuele beperking een object opmerken omdat ze het ook horen, voelen en ruiken is er iets om nieuwsgierig naar te zijn én kan het ontdekken beginnen.
De uitdaging voor ouders en begeleiders is dan ook om het begrip van de wereld bij het kind te stimuleren en bestaande concepten zo rijk mogelijk te vullen. Een voorbeeld: wanneer je een foto van de Eiffeltoren ziet, verkrijg je een beeld. Echter, pas wanneer je in Parijs naast de Eiffeltoren staat, de grootte ervaart, het staal gevoeld hebt, in de rij hebt gestaan, erop bent geklommen en van het uitzicht hebt genoten is het concept ‘Eiffeltoren’ volledig gevuld. Het (deels) missen van het visuele zintuig maakt deze ervaring minder volledig. Dit kan in de ontwikkeling van een kind leiden tot een verminderd begrip van concepten en objecten, waardoor miscommunicatie en angsten kunnen ontstaan. Zo dacht een leerling dat op een dak allemaal pannen staan, die er gemakkelijk af kunnen waaien. Het begrip ‘dakpan’ was niet duidelijk voor dit kind.
Uitlokken
De ervaring kan dus rijker gemaakt worden door de informatie vanuit de overige zintuigen optimaal te benutten. De ontwikkeling van de conceptvorming wordt hierdoor versterkt. Hierin zit ook het specifieke van Ontwikkeling Stimulerende Groep (OSG) De Vlinder in Nijmegen: de wereld zo nabij brengen en zo herkenbaar en vertrouwd maken dat zowel slechtziende als blinde kinderen uitgelokt worden om te reageren en te handelen. Nabij brengen betekent niet dat het kind alles aangereikt krijgt. Kinderen worden juist aangemoedigd zelf het initiatief te durven nemen. De omgeving wordt aangepast zodat kinderen gestimuleerd worden zelf op ontdekking te gaan (momenteel - april 2018 - heeft OSG De Vlinder plek voor nieuwe kinderen. Lees meer in dit nieuwsbericht)
Iedere periode staat een thema centraal waarin allerlei middelen worden aangeboden waardoor kinderen een beter begrip krijgen van hun omgeving. Activiteiten worden herhaald. Het kind krijgt meer tijd om de ervaringen te kunnen begrijpen en eigen te maken. Hierdoor kan het kind vaardigheden leren en wordt het begrip van de wereld om zich heen versterkt. Door de andere zintuigen actief aan te spreken, leren kinderen hun werkelijke mogelijkheden kennen en beter gebruiken.
Klein beginnen
In de benadering bij OSG De Vlinder wordt bewust aandacht besteed aan het opdoen van complete ervaringen. Dit begint - in tegenstelling tot het voorbeeld van de Eiffeltoren - klein. Alledaagse handelingen zijn het startpunt. De lunchtijd van Mees, een blinde jongen van 3 jaar, kan er zo uitzien:
In de keuken draait de afwasmachine. Mees hoort het geluid en loopt met de begeleidster mee naar de keuken. In het leren lopen van een route van de ene naar de andere kant van de ruimte zijn er tactiele herkenningspunten te vinden. Als Mees de koelkast opmerkt en opent, zijn er allerlei geuren te ruiken en voelt Mees aan de vorm van de verpakking of hij inderdaad het melkpak te pakken heeft.
Teruglopen met iets in de hand doet een beroep op een minder bekend zintuig, de propriocepsis ofwel het houdings- en bewegingsgevoel. Hierdoor krijgt Mees informatie over zijn lichaamshouding en bewegingen zodat hij zijn manier van lopen kan afstemmen op zijn omgeving. Lopen zonder dat de handen ingezet kunnen worden als buffer, vraagt veel durf en vertrouwdheid met de omgeving. Mees zet zijn gehoor nog sterker in en maakt gebruik van echolokalisatie. Hij stampt met zijn voeten om te horen of hij de kast voorbij is en veilig de hoek om kan gaan.
Het kan voor Mees nog moeilijk zijn om zijn evenwicht te bewaren (vestibulair systeem) wanneer hij moet lopen met het pak melk in zijn hand. Mees voelt met het melkpak de rand van de tafel en zet het pak op de tafel. Met zijn voet heeft hij inmiddels de triptrapstoel opgemerkt. Hij checkt nog even of het zijn stoel is door aan een belletje te voelen.
Mees gaat zitten aan de eettafel. De begeleider vraagt hem wat hij op de boterham wil. Ze pakt met zijn handen op haar hand een boterham uit de grote broodzak. Mees ruikt aan de pindakaas en de chocoladepasta en kiest. Hand over hand wordt de boterham gesmeerd. Zo leert Mees de beweging en de houding van het mes in zijn hand te herkennen. Bij het inschenken van de melk samen met de begeleider houdt Mees zijn wijsvinger in de beker. Hij roept ‘stop’ op het moment dat hij de melk voelt.
Mogelijkheden
Kinderen met een visuele beperking en hun ouders komen in aanmerking voor begeleiding vanuit Visio. De begeleiding richt zich op het volgen van de ontwikkeling van het kind en het informeren van ouders over benadering en stimuleren. Een peutergroep zoals OSG De Vlinder biedt een extra mogelijkheid om kinderen uit te dagen in hun ontwikkeling. In meerdere regio’s zijn er groepen als deze. Is er geen in de buurt dan zoekt de begeleider samen met ouders naar alternatieven waar het kind zoveel mogelijk leert over de (nabije) wereld.
Bij dit artikel horen drie referenties; deze zijn opvraagbaar via vroeg@dgcommunicatie.nl.
Auteursinformatie
Drs. Irma Uijen de Kleijn (irmauijen@visio.org) is als orthopedagoog onder meer betrokken bij OSG De Vlinder, Koninklijke Visio in Nijmegen en co-auteur van het boek “Ouderbegeleiding aan ouders met een jong blind kind” (gratis download).
Reacties