Visio maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies om de inhoud af te stemmen op uw wensen, verbeteringen aan te brengen, maar ook om d.m.v. online trackers, die pas actief zijn na uw expliciete toestemming, om de koppeling met social media eenvoudiger te maken. Lees meer over ons cookiebeleid

The Developmental Eye Movement test

The Developmental Eye Movement test (DEM) as a diagnostic tool for CVI. De DEM is een goed hulpmiddel bij het stellen van de diagnose bij een cerebrale visusstoornis (CVI). Het wordt tegenwoordig vooral gebruikt binnen de kinderfysiotherapie. In haar presentatie op het NOG congres 2020 ging Nouk Tanke in op hoe de DEM precies gebruikt kan worden bij het stellen van de diagnose CVI.

Een cerebrale visusstoornis (CVI) is een visuele afwijking die geen oculaire oorsprong heeft, maar een cerebrale. De eerste twee punten van de NOG richtlijnen voor CVI noemen het belang van het meten van de oogbewegingen door middel van eye-tracking, en over het meten van fixatietijden en saccades in een correcte CVI-diagnose. De Developmental Eye Movement test, de DEM, kan een hulpmiddel zijn bij deze twee punten. Daarnaast is in de praktijk gebleken dat kinderen met CVI vaak een vertraagde tijd laten zien op de DEM. Lees verder hoe de DEM precies gebruikt kan worden bij het stellen van de diagnose CVI.

The Developmental Eye Movement test (DEM) as a diagnostic tool for CVI

Nouk Tanke, Nienke Boonstra, Annemiek Barsingerhorn en Jeroen Goossens

Presentatie NOG Vrijdag 4 september 2020.

Een cerebrale visusstoornis (CVI) is een visuele afwijking die geen oculaire oorsprong heeft, maar een cerebrale. De eerste twee punten van de NOG richtlijnen voor CVI noemen het belang van het meten van de oogbewegingen door middel van eye-tracking, en over het meten van fixatietijden en saccades in een correcte CVI-diagnose. De Developmental Eye Movement test, de DEM, kan een hulpmiddel zijn bij deze twee punten. Daarnaast is in de praktijk gebleken dat kinderen met CVI vaak een vertraagde tijd laten zien op de DEM. Hoe de DEM precies gebruikt kan worden bij het stellen van de diagnose CVI, wil ik hier met jullie bespreken.


De DEM wordt tegenwoordig vooral gebruikt binnen de kinderfysiotherapie. Tijdens de DEM moeten kinderen nummers oplezen in verticale en horizontale richting. De verticale DEM bestaat uit twee testen met elk 2 kolommen met 20 nummers die van boven naar beneden moeten worden opgelezen. De horizontale DEM bestaat ook uit 80 nummers, maar geplaatst in 16 rijen van 5 nummers die van links naar rechts worden gelezen. Het idee achter de DEM is dat tijdens de verticale test geen horizontale oogbewegingen worden gebruikt. Dus het verschil in tijd om de verticale en horizontale testen op te lezen is de tijd die je besteedt aan het maken van horizontale oogbewegingen. En als die tijd buitengewoon lang is, zou dat een indicatie zijn van een oculomotorische afwijking. Wij hebben getest of die hypothese inderdaad klopt.


Dat hebben wij gedaan door oogbewegingen te meten bij gezonde kinderen zonder visusafwijking terwijl ze deelnamen aan een digitale versie van de DEM. Tijdens de horizontale DEM wordt 15 keer een grote oogbeweging gemaakt terug naar het begin van de volgende regel. Dat kun je ook zien in bovenstaand plaatje waarbij de oogbewegingen tijdens het lezen worden aangegeven als zwarte bolletjes en de oogbewegingen tijdens het terugkijken naar de volgende regel als blauwe bolletjes. Op deze manier kunnen we dus onderscheid maken tussen de tijd die een kind bezig is met het oplezen van nummers en de tijd die die wordt gebruikt om terug te kijken naar de volgende regel.



In het plaatje hierboven zie je de totale tijd die een kind besteedt aan de DEM op de x-as en op de y-as is de totale tijd opgedeeld in verschillende onderdelen voor zowel de horizontale (links) als de verticale DEM (rechts). In zwart/grijs zien we de totale tijden die elk kind bezig was met lezen. In blauw zien we de tijden die het kind besteedde aan terug kijken. Tijdens de verticale DEM missen die blauwe terugkijk periodes, daar hebben we alleen informatie over de leesperiodes. De rondjes geven de totale tijd weer dat een kind bezig was met lezen. De driehoekjes geven de totale tijd weer dat een kind bezig was met het fixeren op een nummer. En de vierkantjes geven de totale tijd weer dat een kind bezig was met het maken van oogbewegingen tussen twee nummers. Zoals je kan zien, wordt slechts een heel klein deel van de tijd doorgebracht met het maken van oogbewegingen, zowel tijdens de verticale als tijdens de horizontale test. Maar het grote verschil tussen de twee testen komt voort uit het feit dat kinderen tijdens de horizontale DEM veel tijd kwijt zijn aan het terugkijken naar het begin van de volgende regel. Een zelfs tijdens het terugkijken spenderen ze meer tijd met het fixeren op een nummer dan het maken van oogbewegingen. Wij kunnen hieruit dus concluderen dat de DEM niet geschikt is als middel om iets te zeggen over het oculomotorisch functioneren, maar dat het vooral een indicatie is voor fixatietijd. Kinderen die langer kijken naar een nummer, doen ook langer over het oplezen van de DEM. 


Naast de normscores hebben we de DEM ook afgenomen bij een klein groepje kinderen met CVI. Hierboven zie je de totale tijden tijdens de horizontale en verticale DEM. De zwarte lijn laat het gemiddelde zien per leeftijd voor alle kinderen uit de normgroep, waarbij het 95% betrouwbaarheidsinterval valt tussen de blauwe lijnen. De rode punten zijn de tijden van individuele kinderen met CVI. Ongeveer de helft van de kinderen met CVI heeft significant meer tijd dan gemiddeld nodig om de DEM te volbrengen.

De conclusie is dat de DEM gebruikt kan worden als mate voor de fixatieduur van visuele informatie, en dat kinderen met CVI vaak meer tijd dan gemiddeld nodig hebben om de DEM te volbrengen. Om die reden is de DEM een goed hulpmiddel bij het stellen van de diagnose CVI.